is het verloop van de vezels in het hout. Men spreekt van rechte draad, wanneer ze
evenwijdig lopen aan de boomas; bij golvende draad hebben ze een golvend verloop, gewoonlijk in het radiale vlak. Onder onze inlandse houtsoorten treedt dit verschijnsel op bij esdoorn en berk. Wordt dgl. hout kwartier gezaagd en geschaafd, dan ontstaat een fraaie tekening, die bekend staat als moiré. Bij warrige draad lopen de vezels in verschillende richtingen zonder enige regelmaat. Dgl. hout is zeer moeilijk kloofbaar (b.v. pokhout).
Warrige groei komt eveneens voor bij wortelknollen en mazerkroppen van verschillende houtsoorten en geeft dit hout dan vaak een hoge sierwaarde: wortelnoten, iepen- en essenwortel, Amboina-wortelhout (Pterocarpus indicus), enz. Bij esdoorn veroorzaken vermoedelijk slapende ogen de bekende vogelogentekening (bird’s eye).
Zware vertakkingen en vorkvorming van de stam geven een afwijking van het d., die soms zeer fraaie effecten teweegbrengt: bloemmahonie e.d. Bij kruisdraad wijken bij de staande boom de vezels in het tangentiale vlak onder een zekere hoek af van de verticale loodlijn, doch deze richting wisselt periodiek, b.v. eerst van links onder naar rechts boven, daarna van rechts onder naar links boven en zo vervolgens (z. Kruisdradigheid).