keroewing (Mal.). Is een groot gesl. van woudreuzen van de fain.
Dipterocarpaceae, verbreid van India tot de Indon. Archipel en de Philippijnen.D.sp. div., kroewing (Borneo), lagan (Sum.), bomen uit de hoogste kronen-etage der laagland-regenbossen van Sumatra en Borneo, op Java zeldzaam. De stammen zijn meestal fraai recht, rolrond en weinig in diameter afvallend, vaak een belangrijk deel van de houtmassa van het gemengde bos uitmakend. Het gewoonlijk slechts 5 cm brede spinthout tekent zich scherp af tegen het donkerbruine kernhout. Dit is zwaar, sterk, wat grof van draad, doch slechts matig duurzaam, terwijl het door zijn harsrijkdom in verse toestand moeilijk te zagen is.
Hoewel het uitstekend geschikt is voor scheeps-, huis- en bruggenbouw wordt het om voornoemde reden weinig gebezigd. Het hout laat zich overigens uitstekend impregneren en daardoor, mede in verband met de grote beschikbare voorraden, is te verwachten, dat deze houtsoort in de toekomst een belangrijke rol zal gaan spelen bij de dwarsligger-voorziening.
Uit de stammen van oude bomen kan een kleverige balsem, minjak kroewing (Mal.), worden gewonnen, die wel gebruikt wordt bij het breeuwen van schepen en voor het beschermen van hout tegen weersinvloeden.