De n. geeft aan op welke wijze de nerven in de bladschijf verlopen. Men kan de volgende onderscheiding maken:
(1) de nerven stralen naar de bladrand uit: a) handnervig, b.v. esdoorn; b) veernervig, b.v. iep, eik.
(2) de nerven verenigen zich aan top en basis van het blad: c) rechtnervig, b.v. gras; d) kromnervig, b.v. lelietjes van dalen.