een boomgesl. van de fam. Araucariaceae, dat behalve in Indon. ook in Indochina, Austr. en Nw.
Zeel. voorkomt en gemakkelijk herkenbaar is aan de ovale, leerachtige parallel-nervige blaren. In Indon. zijn vele soorten van econ. betekenis geworden door de uit de bast te winnen hars, de manila-copal. De beste harsleveranciers zijn voor Celebes: A.philippinensis WARB., A.hammii MDR., en A.celebica WARB.; voor de Molukken: A.loranthifolia SALISB. en A.regia WARB. ; voor Nw. Guinea A.labillardieri WARB. en voor Borneo A.borneënsis WARB. Inheemse naam: damar (Mal).
Totale copaluitvoer uit Indonesië in 1939: 16.000 t met een waarde van 1,9 millioen gulden. De tap kan bij zorgvuldige uitvoering met behulp van een groot model rubbertapmes, waarbij beschadiging van het cambium kan worden voorkomen, jarenlang worden voortgezet zonder schade aan de bomen. Helaas vindt de tap meestal nog op zeer ruwe wijze plaats, waarbij de stammen ernstig inrotten cn spoedig te gronde gaan. De duurzaamheid der productie is daardoor in vele streken in gevaar gekomen. De harsuitvloeiing kan worden bevorderd door aanstrijken der tapsneden met 25% zoutzuuroplossing en ook door afdekking der tapsneden met zeildoek tegen licht. Naast de van de tapsneden geoogste copal, worden soms ook grote klompen copal in de grond aangetroffen, afkomstig van de uitvloeiing bij wortelverwondingen.
Op Java is de A. loranthifalia SALISB. uit Ambon in de vochtige bergstreken veel als laanboom aangeplant. Sinds 1930 is deze boomsoort daar ook in de bergregenbossen op grotere schaal aangeplant om het hout. Totale uitgestrektheid der plantsoenen bij het einde van 1942: 3.400 ha. Deze soort kan zich ontwikkelen tot een 60 m hoge en 200 cm dikke boom met een fraaie rolronde stam zonder ‘wortellijsten. Het zachte, lichte (s.g. - 0,44) lichtbruine hout is slechts matig duurzaam, doch overigens bijzonder geschikt- voor licht constructiehout onder dak, planken. vaten, pakkisten, triplexhout en lucifers. Bovendien heeft zij, evenals alle naaldhoutsoorten een lange vezel (2-10 mm), waardoor het uitstekend geschikt is voor de bereiding van papier en celstof.
Zij is een zeer snelle groeier; bij een omloop van 50 jaar bereikt de eindopstand een hoogte van 40 m, een dikte van 64 cm en dikhoutvolume van 475 m3 per ha. De totale dikhout productie, inclusief de dunningen, bedraagt 23 m3 per jaar/ha. Voor de pulpindustrie is een omloop van 20 jaar voldoende, waarbij de maten voor de eindopstand zijn 25 m hoog, 30 cm dik en een dikhoutvolumc van 370 m3 per ha. De totale productie is dan 24 m3 per jaar ha.
De cultuur geschiedt volgens de bosakkerbouwmethode met tussenplanting van Leucaena in een verband van 3 x 1 m. De jonge planten moeten in kwekerijen onder schaduw worden geteeld en worden eerst als 25 cm hoge kluitplanten onder het reeds opgeschoten akkergewas in de cultuur uitgezet. De uitbreiding van deze veelbelovende cultuur wordt geheel beheerst door de geringe hoeveelheid beschikbaar zaad.
Voor de zaadwinning dienen de vruchten in het juiste stadium van rijpheid van de bomen te worden geplukt. Het zaad verliest bij droging zeer spoedig zijn kiemkracht en moet tussen vochtige houtskool verpakt zo spoedig mogelijk worden verzonden en uitgezaaid. Voor verzending over lange afstand is bevochtiging van de houtskool met een 1% NaCl-oplossing aan te bevelen.
In Z.O. Borneo zijn de op de boven het veenmoeras uitstekende zandkoepels voorkomende zuivere bossen van A.borneënsis om het hout in exploitatie genomen. De 'verjonging hoopt men langs natuurlijke weg tot stand te kunnen brengen. J. H. BECKING.