Leptinotarsa decemlineata SAY. Deze kever (een Chrysomelide) leefde aanvankelijk voorn, op Solarium rostratum op de Oostelijke helling van het Rotsgebergte in Colorado, Nebraska en Kansas (Ver.
St.), ging omstreeks 1850 over op de daar begonnen aardappelteelt en bereikte in 1874 de Atlantische kust bij New York. De e. kreeg in of direct na de 1e wereldoorlog vaste voet in Frankrijk en drong vandaar uit andere landen binnen. Hij bereikte in 1937 Nederland, kwam hier in de 2e wereldoorlog tot sterke uitbreiding, maar werd daarna weer enigszins teruggedrongen.Tot wering van de C. werd de invoer van aardappelen en groenten uit Frankr. beperkt (wet van 7 Juni 1932 S. 321 . De bestrijding werd geregeld in de wet van 27 Dec. 1934 S. 687. In 1947 werden beide wetten en enige besluiten vervangen door de Coloradokever-wet 1947 S. H 220. Deze werd in 1953 vervangen door het ‘Besluit Bestrijding Coloradokever’ (S.314 van 30,6 1953. Art. 2 van dit besluit, dat op de ’Plantenziektenwet 1951 is gebaseerd, legt iedere gebruiker van een perceel de verplichting op, de zich daarop bevindende Coloradokever(s) zo goed mogelijk te bestrijden’.
De 10 mm lange kevers, met 10 duidelijk overlangse zwarte strepen op de gele dekschilden, overwinteren in de grond, komen half Mrt-half juni tevoorschijn, vreten aan jonge aardappelplanten en produceren per paar 500-800 oranjekleurige, 2-3 mm lange eieren, die aan de onderzijde van het blad in groepjes van 15-80 stuks worden afgezet. De vleeskleurige larven vreten de planten tot op de stengels kaal, zijn spoedig volwassen (2-4 weken), verpoppen in de grond, komen vanaf Juli als zomerkevers tevoorschijn en kunnen een 2e generatie verwekken.
Dit komt in ons land zelden voor. De ontwikkelingsduur van ei tot zomerkever (45-80 dagen) is sterk afhankelijk van het weer. Kevers en larven vormen een bedreiging voor de aardappelteelt, maar kunnen met DDT-emulsie en DDT-olie afdoende worden bestreden. Door kruising van aardappelen met Solarium demissum en S.chacoense wordt getracht nieuwe aardappelrassen te kweken, die resistent zijn tegen deze vreterij.
G. VAN ROSSEM.