(C5H15NO2). Sterk basische stof met drie ‘methylgroepen die een bestanddeel is van de fosfolipoiden, welke in het organisme van belang zijn voor het transport van de vetten.
Het is verder nodig voor de vorming van acetyl-c., de stof die aan de uiteinden der parasympathische zenuwen wordt vrijgemaakt bij prikkeling. Tevens speelt c. als leverancier van methylgroepen een rol bij de transmethylering. Bij gebrek aan vitamine B12 wordt de behoefte aan methylgroepen groter, wat ten dele door een verhoogde choline-toevoer kan worden opgevangen. C. wordt zelf ook wel als een B-vitamine beschouwd, maar het is de vraag of dit juist is, omdat het in het lichaam uit methionine of betaïne gevormd kan worden. Geschiedt dit onvoldoende, dan kan leververvetting optreden. Bij pluimvee schijnt een tekort aan c. in het voeder voor te kunnen komen, hetwelk zich uit door het optreden van perosis of dikke hakkenziekte (slipped tendon). Bij het ontstaan van deze afwijking speelt ook een tekort aan ‘mangaan een rol, zodat het waarschijnlijk geen enkelvoudige deficiëntie is.