Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Chamaecyparls

betekenis & definitie

fam. Cupressaceae, (dwerg) cypres.

Coniferen met overhangende top en schubvormige bladen; in de cultuur zijn vele vormen struikvormig of wel ze blijven tot aan de voet van en plant voorzien van bebladerde takken. In cultuur is een viertal soorten, ieder met een soms groot aantal tuinvormen. en meest bekende zijn C.lawsoniana (MURR.) PARL, uit N.Am.; C.obtusa (SIEB, et Zucc.) F.NDE. uit Japan; C.pisifera (SIEB, et Zucc.) uit Japan en C.nootkatensis (D. DON) SPACH uit N. Am. Vroeger werden deze soorten gerekend tot het gesl. Cupressus. Van sommige soorten kent men z.g. gefixeerde jeugdvormen, die steeds struikvormig blijven en meer naaldvormige bladen hebben. Zij werden vroeger wel verenigd in een afzonderlijk gesl., nl. Retinispora SIEB. et Zucc.. Deze jeugdvormen zijn vooral bekend van C.pisifera, nl. var. plumosa OFF. en var. squarrosa BEISSN. et HOCHST. met meer naaldvormige blaadjes. Het hout van deze soorten staat in de handel bekend als cederhout (Port Oxford-ceder, Alaska-ceder, Sawara-ceder) en is licht, maar zeer duurzaam.

< >