Boomgesl., behorende tot de fam. der Caryocaraceae. In Braz. komt voor C. villosum (AUBL.) PERS., een van de grootste bomen uit het Amazonegebied en C.glabrum (AUBL.) PERS..
Beide zijn bekend onder de naam piqui en leveren groteplatronde vruchten, die één tot vier noten bevatten, welke omgeven zijn door een 3 tot 10 mm dikke boterachtige laag, waaruit men door koken met zout water een surrogaat voor boter kan verkrijgen. Ook de noten zelf zijn eetbaar, vooral die van C.nuciferum L., die in Guyana voorkomt en waarvan de noten sawari-noten genoemd worden. Ze zijn bruinrood, hebben een doorsnede van 10-12 cm en een eetbare kern van ca 17 g. De kern bevat 63% vet en 15% eiwit. Vandaar de naam, boternoot of bokkenoot, Eng. butternut. Het hout van de genoemde soorten is zwaar en hard, taai en duurzaam. Behalve als gewoon bouwhout is het nog voor verschillende andere doeleinden geschikt.