dravik, plantengesl. der Grarnineae met ongeveer 40 soorten. Het zijn pluimgrassen met grote, meest genaalde bloempakjes.
Het gesl. telt in ons land een 12-tal soorten, waarvan er enkele landbouwkundig belangrijk zijn. B.mollis L., zachte dravik, is zeer algemeen in hooiweiden, waarvan ze in de bloeitijd het aspect soms volkomen kan beheersen, doch in gewichtsverhouding meest een ondergeschikte rol speelt. Veel goed ontwikkelde planten van zachte dravik mogen een aanwijzing zijn, dat de bodem niet arm is. B. racemosus L., trosdravik, kan op sommige venige hooilanden naast de vorige soort vrij talrijk voorkomen. B.secalinus L., dreps, is vooral in het N. van Ned. een bekend akkeronkruid. B.sterilis L., ijle dravik, een sierlijke soort met lang genaaide, meest hangende pakjes, wordt vaak ruderaal aangetroffen. Enkele andere soorten zijn B. arvensis L., akkerdravik, B.commutatus Schrad., verwisselde dravik en B. tectorum L., muurdravik, die men in de duinen en langs spoorlijnen kan aantreffen. Vele andere soorten zijn ‘advenliefplanten, enkele andere worden voor droogboeketten gekweekt (B. briziformus F. et M.).