Bij het karnen worden de vetbolletjes van de room tot conglomeraten samengebracht. Eerst zijn deze samenvoegingen van vetbolletjes nog microscopisch klein.
Langzamerhand groeien ze zodanig aan, dat ze voor het blote oog zichtbaar worden; dit zijn de b. Men houdt op met karnen, als de korrels zo groot geworden zijn, dat ze zich gemakkelijk van de karnemelk laten scheiden. Over het algemeen laat men ze niet te groot worden.