Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Bosbeheer

betekenis & definitie

(1) (Ned.) B. noemt men in de bosbouw de organisatie van de leiding van een bosbedrijf. Hiertoe worden grote bosgebieden, zoals b.v. van de Staat, ruimtelijk gesplitst in een aantal beheerseenheden (houtvesterij of bosdistrict), aan het hoofd waarvan een comptabel verantwoordelijk bosbeheerder (houtvester of opperhoutvester) wordt geplaatst.

Boven deze zelfstandige bosbeheerders staat dan de directie gevormd door een directeur bijgestaan door een aantal controlerende inspecteurs. De organisatie van de inspectie kan territoriaal zijn, waarbij 6 à 10 beheerseenheden omvattende inspectiekringen worden gevormd, of naar zaken gescheiden zijn, waarbij ieder hunner de controle van speciale onderdelen van het bosbeheer wordt opgedragen als b.v. bosbedrijfsregeling, technische bouwwerken, houtverkoop, cultuuraanleg e.d. Ook komt wel een combinatie van beide systemen voor.

Bij de interne organisatie van de beheerseenheden zijn 2 systemen te onderscheiden nl.

(1) het z.g. houtvestersysteem waarbij het ontwerp, de uitvoering en de verantwoording van alle beheerswerkzaamheden in de hand van één academisch opgeleid houtvester is gelegd en

(2) het z.g. opperhoutvestersysteem waarbij bovengenoemde werkzaamheden principieel over 2 personen zijn gesplitst, nl. de opperhoutvester, die de plannen maakt en beWaakt, doch de eigenlijke uitvoering der werkzaamheden geheel overlaat aan middelbaar gevormde krachten (bosarchitecten, bosbouwkundige ambtenaren).

In het eerste geval zijn de beheerseenheden in Eur. 2.500 à 3000 ha groot en in het tweede geval 5000 à 10.000 ha. Voor minder ontwikkelde landen en bij extensief b. biedt het goedkopere opperhoutvestersysteem ongetwijfeld voordelen; hoe intensiever echter het beheer is en hoe meer het accent op de productie en de houtteeltkundige behandeling van het bos komt te liggen, hoe meer het houtvestersysteem op zijn plaats is.

(België) B. is het beheer der onder het bosregime staande bossen en wouden (d.z. de bossen en wouden toebehorende aan de staat, de gemeenten, gemeentewijken en openbare instellingen), opgedragen aan het Bestuur der Waters en Bossen, een Algemene Directie van het Min. van Landbouw. Regionaal onderscheidt men als beheerseenheden: directies aan het hoofd waarvan een woudmeester slaat. Deze directies worden op hun beurt ingedeeld in houtvesterijen, die aan een houtvester zijn toevertrouwd.

Woudmeesters en houtvesters zijn ambtenaren; zij worden bijgestaan door aangestelden, nl. brigadiers en boswachters.

De ambtenaren zijn belast met het technisch en economisch beheer van de hun toevertrouwde eenheid alsook met de vervolging van de bosdelicten. De aangestelden hebben de zorg voor de materiële bewaking alsook de opsporing en de vaststelling van delicten.

< >