Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Bodembedekkers

betekenis & definitie

of kruipende hulpgewassen worden in de trop. cultures zeer algemeen aangeplant (in Hevea, thee, koffie, oliepalm, kina etc.). Zowel kruipende leguminosen als niet-leguminosen worden aangeplant.

Onder de leguminosen is Centrosema pubescens BENTH. verreweg de bekendste (vooral in de Hevea- en oliepalm-cultuur), doch verder moeten Pueraria phaseoloides BENTH. en Calopogonium mucunoides DESV. genoemd worden. Niet-legimunosen zijn soorten van Ageratum, Borreria latifolia SCHUM., soorten van Salvia (vooral in de koffiecultuur), en een aantal niet zeer schadelijke grassen als Paspalum conjugatum BERG, die vooral in de rubber- en de oliepalm-cultuur vaak noodgedwongen gebruikt worden. Het aanhouden of doorgaans zelfs aanplanten van b. geschiedt om de grond te beschermen tegen afspoeling door de regen en humusverlies als gevolg van bestraling door de zon te voorkomen. Het aanhouden van een dichte bodembegroeiing is in de humide gebieden van de tropen een vereiste om erosie te voorkomen. De vaak vrij ernstige concurrentie van de b. met het hoofdgewas wordt op de koop toe genomen en kan door cultuurmaatregelen wel beperkt worden.

< >