is geboren op 16 Mrt 1851 te Amsterdam, gestorven 1 Jan. 1931 te Gorssel. Studeerde technologie te Delft, daarna biologie te Leiden en promoveerde aldaar 14 Juni 1877 op een proefschrift getiteld: Bijdrage tot de morphologie der plantengallen.
Na het candidaatsexamen was hij reeds leraar aan de H.B.S. te Warffum geworden. Reeds vóór zijn promotie, Sepi 1875, werd hij leraar aan de H.B.S. te Utrecht, in Sept. 1876 volgde zijn benoeming tot leraar aan de Landbouwschool te Wageningen. Begin 1885 werd hij verbonden aan de Ned. Gist- en Spiritusfabriek te Delft en in 1895 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de bacteriologie aan de Polytechnische School, later Technische Hogeschool te Delft. Hij aanvaardde deze functie met een rede over De biologische wetenschap en de bacteriologie (26 Sept. 1895). Zijn veelzijdige onderzoekingen plaatsen hem onder de grondleggers der microbiologie. Na het bereiken van de 70-jarige leeftijd en zijn emeritaat (1931) vestigde hij zich te Gorssel.