(Grieks) Vormleer, d.i. de kennis en beschrijving van de vormen der objecten, die tot een bepaald gebied van wetenschap behoren. Biol. niet slechts de beschrijving van de uiterlijke vormen (m. in engere zin, organografie), maar ook die der weefsels (histologie) en der cellen (cytologie).
De experimentele m. tracht door wijziging der omstandigheden de oorzaken der vormgeving te analyseren. Geol. ook: geomorphologie, de kennis der vormen van het aardoppervlak, hun ontstaan en verbreiding.