Oogst van stam- of wortelbast van verschillende houtsoorten, hetzij om daaruit chem. bestanddelen te bereiden, die voor de industrie of voor de pharmacie van belang zijn, hetzij om de bast als zodanig voor bepaalde doeleinden te gebruiken. Looistofhoudende basten komen bij een zeer groot aantal houtsoorten voor; in de gematigde luchtstreek worden voor de winning voorn, gebruikt: eikensoorten (Quercus), kastanje (Castanea), berk (Betula), spar (Picea), hemlock (Tsuga), Douglas (Pseudotsuga), enz., in de tropen en subtropen: mangrove-soorten (Rhizophora, Bruguiera, Ceriops), wattle (Acacia decurrens) en andere Acacia-soorten, Eucalyptus -soorten en nog vele andere.
Ook kleurstoffen kunnen uit diverse basten bereid worden; het gebruik hiervan is echter zeer verminderd sinds de opkomst van de aniline-kleurstoffen. Het is voorn, nog van enig belang voor de inheemse bevolking hier en daar in de tropen. Winning van pharmaceutische basten heeft bij de voornaamste hiervan, de kina (Cinchona) plaats in plantagebedrijf. Bij de z.g. zeephoutsoorten, o.a. Quillaja spp., bevat de bast saponine en wordt in fijngehakte toestand gebruikt als wasmiddel voor fijne stoffen.
I.h.a. geschiedt de b. door de bomen, dikwijls op jeugdige leeftijd, te vellen en met - vaak speciaal daarvoor geconstrueerd - schilgereedschap van de bast te ontdoen, die daarna gedroogd moet worden. Deze wijze van oogsten kan in de regel slechts éénmaal plaats hebben. Bij het kappen van eikentelgen daarentegen loopt de stronk opnieuw uit en kan de oogst dus telkens na een zeker aantal jaren herhaald worden.
De winning van kurk van de kurkeik (Quercus suber L.) geschiedt aan de staande boom, waarbij men zorg draagt het levende weefsel niet te beschadigen. Ook hier kan na regeneratie van de bast de oogst opnieuw plaats hebben.