in 1876 te Haarlem geboren, studeerde veeartsenijkunde te Utrecht, promoveerde in 1909 te Bern op een proefschrift, getiteld; ‘Studien über die Geschichte der heutigen Zustande und die Zukunft der Rinder und seiner Zucht in den Niederlanden mit besonderer kritischer Berücksichtigung der Arbeitsweise des Niederländischen Rindviehstammbuches.’ B. was aanvankelijk practiserend dierenarts te Enschede, later districtsveearts te Alkmaar, daarna Rijksveeteclteonsulent aldaar en van 1921-1947 hoogleraar aan de Landbouwhogeschool te Wageningen, waar hij de veeteeltwetenschappen doceerde en in 1952 overleed.
Tijdens de verschillende ambtsperiodes had hij bemoeienissen met de veeverzekering en vooral ook met de varkens- en schapenfokkerij. Hij was voorzitter van het C.B.S. en C.B.V. en had een werkzaam aandeel in de consolidering van het Texelse schaap als ras, door de oprichting van het Schapenstamboek in N.Holl. te helpen bevorderen. Tenslotte dient zijn bemoeienis met de Ned. Wolfederatie te worden vermeld.