(Indon.) betekent letterlijk ‘delen door twee’. Betreft deze term het gebruik van grond, dan wordt er deelbouw mee bedoeld, waarbij eigenaar en bewerker elk de helft van de opbrengst krijgen (z.
Maro-stelsel). Het wordt ook vaak gebruikt ter aanduiding van een bepaalde vorm van deel loon, meestal de oogst betreffende, o.a. in de bevolkingsrubberculluur, waarbij tuineigenaar en oogster elk de helft van het geoogste product toekomt. (Andere verdeling komt ook voor, b.v. bagi-tiga ‘delen door drie’, 2/3 voor de eigenaar, l/3 voor de oogster, of andersom al naar gelang van het product en de marktconstellatie.)