Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Deelbouw

betekenis & definitie

1. Een vorm van pacht, welke in Frankrijk en Italië veel voorkomt (metayage).

De landeigenaar stelt daarbij niet alleen de hoeve met het land en de gebouwen beschikbaar, doch ook de grotere machines en werktuigen en soms ook de grotere veesoorten (paarden, rundvee). De landeigenaar ontvangt meestal de helft van de bruto-opbrengst.2. Cultuur, waarbij de werkgever en de arbeider ieder een deel van de bruto-opbrengst van het gewas, dat op een bepaald perceel wordt geteeld, krijgen. D. in de tweede betekenis wordt vooral toegepast bij teelten, die bijzondere zorgen vereisen, b.v. bij die van uien. De arbeiders krijgen bij d. een direct belang bij de grootte van de opbrengst.

Ook wordt wel d. toegepast, indien het oogsten onaangenaam werk is, b.v. bij de teelt van spruitkool, waarbij de spruitjes des winters, vaak bij vriezend weer, geplukt moeten worden, of indien voor een teelt op gezette tijden verse grond gekozen dient te worden, waarover personen met kleine bedrijfjes niet altijd beschikken, b.v. aardbeienteelt in de Bommelerwaard. Bij d. in de tweede betekenis stelt de werkgever het land beschikbaar en laat deze al het paarden werk verrichten; de arbeider-deelbouwer verricht op het land, dat hij plant- of zaaiklaar ter beschikking krijgt, alle verplegings- en oogstwerkzaamheden, voor zover die als handenarbeid geschieden. Ook in Indon. komt d. veelvuldig voor.

< >