Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Azalea

betekenis & definitie

fam. Ericaceae.

Ook wel tot het gesh Rhododendron gebracht. Verschillende soorten en hybriden worden veel in Boskoop gekweekt als sierheesters, b.v. A.mollis HORT. (Rh.japonicum SUR.), A.pontica L. (Rh.luteum Sw.) en A.obtusa LINDL. (Rh.obtusum PLANCH.), waarvan vooral de laatste ook veel als potplant getrokken wordt. Hiervoor wordt echter het meest gebruikt A. indica L. De teelt hiervan is vooral geconcentreerd in de omgeving van Gent en vindt in Ned. weinig plaats. Grote hoeveelheden worden hier echter in bloei getrokken. De vermeerdering vindt plaats d.m.v. stek, hetgeen sneller, hoewel kleinere, trekbare planten levert en door veredeling op onderstammen, waarvoor gebruikt worden A.concinna, de var. Hexe, c.a. Veredelde, afleverbare struikjes moeten 2, liever 3 jaar oud zijn. De teelt vindt ’s zomers buiten en ’s winters in de kas plaats. de A. verlangt een zure grond, waarvoor bosgrond wordt gebruikt. Het trekken vindt plaats bij een temp. van 15-27°C.

Sedert meer dan een eeuw is de teelt van niet winterharde A., voorn. de A. indica L. de roem van de Gentse tuinbouw. Wegens de moeilijkheden bij de uitvoer werd de teelt enigszins ingekrompen. De beteelde oppervlakte bedroeg in 1952 nog 35 ha. In 1938 voerde België uit voor 39.835.000 frs, vooral naar Duitsl. 10.5 mill., Engel. 5.3 milh, Ned. 5.2 milh, Zweden 4 mill., Frankr. 3.9 milh, Noorw. 2 milh, Zwitserl. 2.9 milh enz. In 1952 bedroeg de totale uitvoer 92.937.000 frs. De grootste afnemers waren: W. Duitsl. 21.5 milh, Ned. 13.7 mill, Frankr. 12.4 milh, Zweden 10.8 milh, Zwitser!. 8.3 mill.

< >