(= Araeocerus}. Dit zijn kleine, gedrongen kevertjes, fam.
Anthribidae, met een korte snuit: een aantal soorten in de tropen, waarvan de cosmopolitische A.fasciculatus DEG. als z.g. koffiesnuitkever het meest bekend is. De kever en zijn larve leven borende in bereide koffie, bij voorkeur in Coffea arabica, ook in liberica, echter minder in C. robusta, althans niet in prima kwaliteiten, en niet in hoornschilkoffie. Vooral legkoffie wordt aangetast en vroeger gold een lichte aantasting van Mcnado-kollic als een waarborg voor legkoffic. Als voorbehoedmiddel wordt het bewaren van koffie in de hoornschil aanbevolen. Andere koffie mag niet langer dan nodig bewaard worden. Eenmaal aangetaste koffie kan door verhitting of fumigeren, gevolgd door opnieuw wannen, van dit insect bevrijd worden. Een andere, zeer nauw verwante A. soort, meer variabel en bonter, leeft in Indon. zeer talrijk in de peulen van bepaalde Legurninoscn, b.v. Crotalaria en Tephrosia.