(1) (Ned.) Plantengesl. der Liliaceae, met ongeveer 280 soorten. Overblijvende bolgewassen met ‘schermvormig of hoofdjesachtig verenigde bloempjes.
Alle soorten bevatten een aetherische olie met een specifieke geur (meest van een organisch disulfide). Het gesl. levert vele sierplanten o.a. A. nigrum L., A. paradoxum DON., en de cultuurplanten: ui: A. cepa L., sjalot: A. ascalonicurn L., prei: A. porrum L., knoflook: A. sativum L. Wild komen o.a. voor: kraailook, A. vineale L., speciaal op droge, kalkrijke zavelgrond en in grasland gevreesd als smaakbederver van de melk; daslook, A.ursinum L., in loofbossen op kalkrijkere grond, terwijl slangenlook, A. scorodoprasum L., moeslook, A.oleraceum L. en bieslook, A.schoenoprasum L., voorn, langs de grote rivieren worden aangetroffen.
(2) (Indon.) In Indon. worden de volgende soorten gekweekt: A. ascalonicum L. = bawang merah (Indon.) of brambang abang (Javaans). Dit is een kleine, rode sjalot (in Indon. gewoonlijk ui genoemd). De cultuur van deze soort is van overheersend econ. betekenis. Ook de witte vorm komt voor.
A. fistulosum L. — bawang daoen. Dit is een prei-soort met buisvormige, holle bladeren, welke in Indon. voor een groot gedeelte de Hollandse prei (A.porrum L.) vervangt.
A.sativum L. = knoflook of bawang poetih, welke voorn, in de bergen gekweekt wordt. Men gebruikt van de knol in de keuken gaarne kleine hoeveelheden (in China en in de Zuidel. landen van Eur.).
A. odorum L. = koetjai. Deze soort met grasachtige bladeren is inheems in China en Japan en wordt gebruikt bij de bereiding van Chinese gerechten.
A.schoenoprasum L. = bieslook, met holle, biesachtige, vierkantige bladeren, welke ook in Eur. gekweekt wordt.
A. cepa L., de gewone ui. wordt in Indon. nog niet commercieel gekweekt. Deze ui wordt uit Bombay en Egypte ingevoerd (in 1934 b.v. 10.000 ton ter waarde van ruim f800.000,—). Het kweken van deze ui in Indon. is reeds verschillende malen beproefd. Thans worden proeven genomen met die vormen, welke met een korte dag kunnen volstaan.
(3) Voor de kruidenteelt in Ned. hebben vooral twee betekenis. A.sativum L., knoflook met samengestelde bol. Gebruikt als volksvoedsel in Midden en Z. Eur. Tevens gebruikt in de conservenindustrie en op beperkte schaal als geneeskruid (Bulbus Allii sativi)
Cultuur: uitplanten 6 kg uitgepelde bolletjes per are op goede uiengrond (zavel) in herfst of vroege voorjaar. Afstand 25 x 10 cm, plantdiepte 6-8 cm. Opbrengst 100-150 kg per are. Gevoelig voor uienziekten. A.schoenoprasum L., fijn bieslook. Overblijvend, naar uien riekend, geschikt als keukenkruid.
Zaaien half Apr., 80 gram zaad per are, rijen op 25 cm. Scheuren eveneens mogelijk. Oogsten naar behoefte.