Het toppunt van Nederland

Aad Struijs (2002)

Gepubliceerd op 30-07-2018

Vlaardingen

betekenis & definitie

Tussen 1959 en 1964 kwamen bij Vlaardingen nederzettingen uit de late Steentijd aan het licht. De vondsten waren zo uniek en belangrijk dat de laatneolithische cultuur in het Deltagebied van Rijn en Maas (2700-2000 voor Christus) de naam Vlaardingencultuur kreeg. Het is een van de bekendste culturen van de Nederlandse prehistorie.

Er zijn inmiddels meer dan twintig vindplaatsen bekend. In het oude duinlandschap (onder andere in Haamstede, Leidschendam, Voorschoten) ging het om permanente agrarische nederzettingen. De bewoners leefden vooral van veelteelt en akkerbouw. In de rivierendelta (onder andere in Vlaardingen, Spijkenisse en Hekelingen) hielden zij zich voornamelijk bezig met de visserij en de jacht. Lange tijd gold de Vlaardingencultuur als de oudste in West-Nederland. In de loop der jaren zijn echter oudere nederzettingen (3450-2900 voor Christus) gevonden, onder andere in Swifterbant (Fl)*.

Bij verschillende opgravingen stuitten de archeologen op voorwerpen van been (bijlen, beitels, priemen en naalden). In de natte klei- en veenlagen werden zelfs touwresten en een visfuik gevonden. Ook voorwerpen van hout (peddels, bijlstelen, bogen en restanten van kano's) bleken goed geconserveerd. Voorbeelden ervan zijn te zien in het Archeologisch-Historisch Museum Hoogstad in Vlaardingen. Het schenkt ook aandacht aan de ijzertijd (circa 300 voor Christus), de Middeleeuwen (circa 1400) en de 18de eeuw. Adres: Westlandseweg 258.

TIP: In het Archeologisch Themapark Archeon in Alphen aan den Rijn* is een woning uit de Vlaardingencultuur nagebouwd.

Nederland telt een aantal visserijmusea. Maar die beperken zich bijna allemaal tot het vissersbedrijf in de eigen regio. In Vlaardingen staat het enige visserijmuseum dat alle aspecten en de complete geschiedenis van de Nederlandse zeevisserij belicht. Vooral over de haringvisserij is er informatie bij de vleet. Vlaardingen is daarvoor een toepasselijke plek, want eeuwenlang was de stad hét centrum van de Nederlandse haringvisserij. De stad bezat zelfs de grootste haringvloot ter wereld. Het Visserijmuseum - gevestigd in een goed gelukte 18de-eeuwse burgemeesterswoning - legt de verschillende vangsttechnieken uit. Ook zijn er een veilinglokaal, zeemanswinkel, scheepsbrug en een vloot scheepsmodellen te bewonderen. Pronkstuk is een reuzenmodel (schaal 1:7) van de VL2 Vlaardings Bloei. Het geeft een beeld van de wijze waarop de bemanning aan boord leefde en werkte.

Het leven was hard, zeker voor de kinderen die al op 10-jarige leeftijd naar zee gingen. Tot hun taken behoorde het bewusteloos bijten van de prikken (aasvisjes). Het bloed liep ze over de kin. Na afloop kregen de 'prikkenbijters' een vijg of een brok, om de afschuwelijke, bittere smaak van het prikkenbloed te verdrijven. Op de kade vóór het museum staan het lichthuis van de IJmuidense vuurtoren uit 1870 en een replica van een zeventien meter hoge houten hijskraan waarmee vroeger masten uit zeilschepen werden getakeld. Adres: Westhavenkade 53-54.

TIP: Andere musea die geheel of grotendeels in het teken staan van de visserij zijn te vinden in onder andere Zoutkamp (Gr), Elburg (G), Spakenburg (U), IJmuiden (NH), Scheveningen, Breskens (Z), Bruinisse (Z), Yerseke (Z) en Woudrichem* (NB, binnenvisserij).

Aan de voet van de Grote Kerk op de Markt staat het beeld van een lopende man met opgeheven vuist. De afgehakte voeten betreden een oversteekplaats met achttien dreigende zwarte in plaats van witte strepen. Het monument herinnert aan de eerste achttien verzetstrijders die door de Duitsers werden gefusilleerd. Het ging om drie leiders van de Amsterdamse Februaristaking en vijftien leden van de eerste Nederlandse verzetsgroep, de Geuzen. De groep, onder leiding van de onderwijzer Bernard IJzerdraat, riep al vijf dagen na de capitulatie in een handgeschreven pamflet de Nederlanders op in verzet te komen tegen de vreemde heerschappij.

Het was het begin van de ondergrondse pers. De Geuzen schudden de geest wakker van het georganiseerde verzet, maar moesten het ontsteken van de vrijheidsvlam met de dood bekopen. Nog geen jaar na het ontstaan werd de groep opgerold door verraad. Op 13 maart 1941 stonden de Geuzen, samen met drie leiders van de Amsterdamse Februaristaking, voor een Duits vuurpeloton in de duinen bij Scheveningen. Zij traden de dood tegemoet onder het zingen van Psalm 43: Doe mij recht, o God, en voer mijn rechtsgeding tegen een volk zonder godsvrucht; doe mij ontkomen aan de man van bedrog en onrecht.

Naar aanleiding van deze executie schreef Jan Campert zijn beroemde gedicht De Achttien Dooden. Daarmee legde hij de basis voor onze vaderlandse verzetspoëzie. Jan Campert, de vader van Remco Campert, stierf op 12 januari 1943 in het concentratiekamp Neuengamme.

In de Grote Kerk van Vlaardingen reikt de Stichting Geuzenverzet sinds 1987 elk jaar op 13 maart de Geuzenpenning uit aan personen of instellingen die zich op bijzondere wijze hebben ingezet voor de democratie of tegen dictatuur, discriminatie en racisme. De onderscheiding is uitgereikt aan onder andere Amnesty International, de Duitse Bondspresident Von Weizsäcker, de Anne Frank Stichting (zie: Anne Frankhuis, Amsterdam*, NH), Max van der Stoel, Hoge Commissaris voor de Minderheden in Europa, Artsen Zonder Grenzen, president Václav Havel van Tsjechië, de Chinese dissident Harry Wu, de Moeders van het Plazo de Mayo in Argentinië, de Turkse mensenrechtenorganisatie Insan Haklari Dernegi I.H.D. en postuum aan koningin Wilhelmina en Geuzenleider Bernard IJzerdraat.

Bij de VVV Vlaardingen is een Geuzenwandelroute verkrijgbaar.

In het stadhuis van Vlaardingen aan de Markt hangt de grootste openbare collectie rederijkersblazoenen in Nederland. De negen fraaie wapenschilden met zinnebeeldige voorstellingen behoorden toe aan kamers van 'rhetorike' of rederijkerskamers, waarin de liefhebbers of beoefenaars van de Nederlandse dicht- en toneelkunst zich verenigden. Elke kamer had een patroonheilige en een blazoen. Tot de beroemdste kamers in de noordelijke Nederlanden behoorden Trou Moet Blijcken (Haarlem), d'Oragne Lelie (Leiden), De Eglantier (Amsterdam) en de Akerboom (Vlaardingen). De rederijkers traden op tijdens feestelijke wedstrijden, de zogeheten landjuwelen. Zij toonden zich briljante taalkunstenaars, met een voorkeur voor virtuositeit, pracht en praal, ingewikkelde verzen en dichtvormen.

Daarmee leverden zij een belangrijke bijdrage aan het ontstaan van de Nederlandse cultuurtaal. De rederijkerskamers brachten in de Gouden Eeuw grote schrijvers en dichters voort als Brederode, Hooft en Vondel. De rederijkersblazoenen in Vlaardingen herinneren aan een landjuweel dat er in 1616 plaatsvond. In Nederland zijn in totaal 60 rederijkersblazoenen bekend. Het Frans Hals Museum in Haarlem (NH) bezit de grootste collectie (15 stuks), maar die is niet te bezichtigen.