Kamer boven een souterrain of keldertrap): kelderkamer, opkamer.
De Oberst heeft hier geslapen op de voutekamer, BRULEZ 1950, 147.
De voutkamer is gesloten, CLAUS 1958, 17.
Slanke, mollige lichamen waarover zijn handen hadden gegleden in het halfduistere van een schuur of in de hardrauwe schijn van een gekalkte voutekamer, DE PILLECYN 1962, 167.
Als Meulenaere doorstapt onder het smalle raam der voutekamer, BOON 1975, 179.
Een hoeveke-fermette ... bestaande o.m. uit: twee voorplaatsen, achterplaats met bakoven, voutekamer, twee grote zolders, WC, hangaar, vier koten, enz., Gentenaar 11/4/1977.