M. betr. t. strafbare handelingen e.d.: opzet(telijkheid), (w.g.) voorbedachte raad; vooral in de verb. met voorbedachtheid, met voorbedachten rade; ook: zonder voorbedachtheid.
Het Openbaar Ministerie triomfeerde: de beschuldigde had met voorbedachtheid gehandeld, BIJDEKERKE 1948, 155.
Dumon schoot z’n vriendin met voorbedachtheid neer, Limburg 26/8/1976.
In dit geval zou de voorbedachtheid niet weerhouden worden, vermits de burger geen rapport over de BV kan opstellen, Gentenaar 24/4/1977.
Hij wordt ervan beschuldigd ... zijn 30-jarige vriendin ... met voorbedachtheid te hebben doodgeschoten, Gentenaar 10/5/2977.
Het werd elkaar pesten tot V. nu beticht wordt van moord zonder voorbedachtheid, Gentenaar 1/6/1977.
Opm.: In de standaardt. thans ongebr. (freq. 0).