(Iem., iets) herkennen; (iem., iets) ontdekken, zien: met dat weer was er geen mens op straat te verkennen.
Afl.: verkenbaar, (gewest.) herkenbaar; ook: te onderkennen (Hij droeg ... een zeemanspet waarop zijn waardigheid door middel van een gouden biesje verkenbaar was, DE PILLECYN 1962, 59).