Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

prondel (prondsel, pronsel)

betekenis & definitie

In toep. op waardeloze dingen, oude kleren enz.: vodden, prullen, (oude) rommel, (oude) spullen; soms bep.: afval.

Sam.: prondelkamer, prondelkot, rommelkamer;

- prondelmarkt, rommelmarkt, voddenmarkt (Hoe zijn vader hem op de fiets mee naar de prondelmarkt genomen had, VAN AKEN 1958, 86); hierbij: prondelmarktstoel (Langzaam zeeg ik toen neer op een prondelmarktstoel, VAN DEN BROECK 1972, 92).

< >