Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pratikeren

betekenis & definitie

1. De praktijk uitoefenen, inz. van geneesheren, advocaten enz.: praktizeren.

2. Zijn kerkelijke plichten vervullen, praktizeren.

Ze generen zich wel veel minder dan de Vlamingen plegen te doen en zijn over ’t algemeen niet pratikerend katholiek, BROUNS 1951, 116.

< >