Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pozen

betekenis & definitie

Ophouden met werken, rusten, pauzeren; - ook: (even) zwijgen (bij het spreken).

«Toen dacht ik, dat een bezoek aan Jef den jongen zou troosten en ’k ben dan maar gegaan.» Ze poost. Wat is ’t moeilijk, praten over zaken die een snerpende pijn joegen door uw vleesch! WACHTERS 1946, 64.

Er ligt genoeg klei op de tafel... ze kan wat poozen, WACHTERS 1946, 69.

Opm.: In de standaardt. volledig verdrongen door pauzeren.

< >