Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

planchet

betekenis & definitie

Ben. voor betrekkelijk smalle stroken gezaagd hout, inz. gebruikt voor het betimmeren van muren, plafonds enz.: schroot(je); ook in ’t alg.: plankje.

Plafond- en muurbekleding. Zowel in wandplaten - plafondtegels - houten planchetten - tegels in polyester, enz., Shopping (ed. Gent) 20/5/1976.

Massief eiken deuren en ramen, plinten en planchetten, Uit een reclamefolder Meise jan. 1977.

Ook o.a.: Gent 19/8/1976, p. 5. Reklaamblad 26/1/1977. Boom 17/6/1977.

Opm.: In de standaardt. wel in toep. op een smalle plaat boven een wastafel e.d.

Sam.: houtplanchet (Westkust 19/8/1976, p. 1); muurplanchet, wandschrootje (Massief grenen muurplanchetten, Teletip 23/5/1978).

< >