Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pinkelen

betekenis & definitie

Van de ogen, alsook van het licht, de sterren enz.: flikkeren, flonkeren; glinsteren, tintelen.

Er komt een dankbaar pinkelen in zijn oogen, WACHTERS 1946, 145.

Een ster pinkelde aan de hemel, LAUWENS 1973, 161.

Sam.: pinkelogen, (w.g.) knipogen (We vinden een olijke, pinkelogende Heijermans die ons meeneemt naar een repetitie in een schouwburg, Bell juni 1977, p. 7).

< >