1. In toep. op het petekind; inz. op latere leeftijd: jongen waar men doopvader of doopmoeder van is.
2. In toep. op de initiatiefnemer (van een wedstrijd enz.); vand. ook: beschermheer.
Belangrijke gebeurtenissen in onze klub waren vooral de wedstrijden voor de Prophonia-trofee (een filmwedstrijd onder het peterschap van de h. F. H.) en de Selectomat-trofee (de fotowedstrijd waarvan de h. G. V. de V. peter is), Bell juni 1977, p. 5.
Afl./Sam.: peterschap, beschermheerschap (zie boven); - doop-, doopvader, peter, peetoom; lappeter (zie ald.); - peterlap, pers. die in de plaats van de eigenlijke peter of doopvader bij de doop aanwezig is; peteroom, peterome, (gemeenz.) peter, peetoom (CLAES 1933, 137).