(Iets) tot een minimum terugbrengen, verlagen, verminderen, verkleinen; miniseren, minimaliseren; - vergoelijken, bagatelliseren.
Opm.: In de standaardt. is wel miniseren als neol. gebr. (eig. een onjuiste vernederlandsing van fr. minimiser).
Afl.: minimisering, minimalisering, verkleining, vergoelijking (Ik schikte mij in een spontane minimisering van het geval, TEIRLINCK 1952, 1, 216).