Vrouw die uit koken gaat, b.v. voor een feest; kookster; - ook: vrouwelijke kok, kokkin. Daarnaast ook kokin v., -nen.
Met Nieuwjaar gaan we toch weer een kokes laten komen; met zo ’n grote ploeg als die van ons naar een restaurant gaan is toch veel te duur, Gehoord te Boom nov. 1978.