Zich (met moeite of behendig) omhoog werken; klauteren, klimmen. (Zie ook BO, C., J. en TEIRLINCK).
Ze zoeken vogelnesten en klefferen soms voor hun plezier ieverans in een hoogen boom, CLAES 1933, 81.
Verstegen is moeilijk naar boven geklefferd, zwaar steunend op de eiken trapleuning, WACHTERS 1946, 113.
Vlug als een aap klefferde de snaak tegen de dikke stam van de eikeboom op en verdween opnieuw tussen de bladeren, LANGENS 2947, 102.
Afl.: gekleffer; klefferaar.