Tuig (van een paard), vand.: in het getuig zijn, druk bezig zijn; - gereedschap (van een handarbeider); - gemeenz. ook in toep. op pers., in ’t bijz.: gemeen volk, tuig. Waarom kan die nu niet als een fatsoenlijk mens leven, ’s avonds op tijd thuis zijn en op zijn bed slapen ? En dat paard, ocharme.
Dat staat daar zo’n hele nacht in het getuig, OP DE BEECK 1947, 94.De andere stropers beweerden dat mijnheer pastoor zijn stroppen eerst wijdde..., en ze zijn hem dikwijls komen vragen om hun getuig ook te overlezen, CLAES 1976, 19.