b.w.
1. (veroud.) Men wordt gezegd een schip Open te houden, als men te loevert of boven den wind er van is en blijft, om het althands te kunnen bezeilen: zoo ook een haven, ree, rivier openhouden, als men er bovenwinds van komt om er te kunnen binnenzeilen.
2. Voor: uit elkander houden t. w. de landmerken. Den molen en den toren openhouden (zoodanigen koers te houden, dat men uit het schip tusschen die beide voorwerpen doorzeilt).