1. bw. - Oostelijk, tusschen Noord en Zuid. De wind is oost (komt van de Oostzijde).
2. z.n.v. - De Oostindische bezittingen. Hy vaart op de Oost. Hy heeft zijn fortuin in de Oost gemaakt.
Spreekwijze: Oost west, 't ’huis best (men moge de Oost en de West bezocht en het er goed gehad hebben, men zal zich nergends beter bevinden dan in het moederland).