z.n.o.
1. Sluiting, bord, bepaaldelijk zulk een als dient om een opening te Luiken of dicht te maken, en van hier, door toepassing:
2. De opening zelve en wel zoodanig vierkante opening, als in de dikte van een dek of bak gemaakt is, om de gemeenschap tusschen de verdiepingen van een vaartuig tot stand te brengen. Zoo heeft men aan boord van een schip het achterluik, het grootluik, het voorluik, en andere meer, genoemd naar de plaats, waar zy heen geleiden.