z.n.o.
1. By het uitbetalen aan boord van een oorlogsschip, wat om de drie maanden gebeurt, krijgt een matroos het vierde gedeelte van zijn traktement; terwijl het overige door het Gouvernement voor hem bewaard wordt tot aan het einde van zijn diensttijd. Als de tijd nadert, waarop het kwart betaald wordt, is de matroos onrustig, en, heeft hy het geld op zak, lastig, tot dat het weêr verteerd is; wanneer men met hen doen kan wat men wil.
2. Wacht, verdeeling van 't etmaal. Kwart slaan. ’s Nachts als het laatste kwartier uurs van de wacht genaderd is wordt er een slag aan de bel gedaan en het kwartier opgepord, dat de wacht moet aflossen. Dan wrijven zy, die op wacht zijn en naar hun kooi verlangen, de handen, en denken: “het kwart heeft geslagen: de wacht is op een oor na gevild”. Vroeger was het een algemeen gebruik, dat een der gasten alsdan het kwartlied zong, by het einde waarvan de vervangende wacht op het dek moest staan. Dit kwartlied luidde zeer deftig, als men uit het navolgende fragment kan oordeelen:
Zoo raakt ge niet over de fokkeschoot;
Want Kaïn die sloeg Abel dood,
Al met een kakebeen bequaam,
Reis uit Kwartier in Godes naam.