z.n.v. - Rand, gordel, en van daar:
1. Gezichteinder: cirkel, die getrokken is waar hemel en aarde aan elkander
schijnen te raken en waarvan de persoon, die hem ziet, altijd het middelpunt uitmaakt. Oosterkim, Westerkim (plaatsen, waar de hemellichamen schijnen op en onder te gaan).
2. Gedeelte der buitenhuid van een schip, tusschen de kiel en den buik.
3. Uiteinde van een vrang, waar zy gebogen is om in de knie te sluiten.