b.w. - Vroeger gebruikelijke straf aan boord, die daarin bestond, dat de overtreder naakt op het boord van het schip gezet werd, met eenige zwaarte om het lijf, ten einde te sneller te kunnen zinken, en aan een touw gebonden, dat onder de kiel doorging: in dien toestand werd hy over boord gesmeten en aan de andere zijde gezwind weêr opgehaald: welk een en ander, in geval van zware misdaad, eenige malen herhaald werd: een straf, waaraan niet weinig gevaar voor den lijder verbonden was, die, by het minste verzuim, arm of been, ja het leven verliezen kon: waarom het kielhalen dan ook als halsgerecht werd gerekend.
Een schip kielhalen (het op zijde leggen om te herstellen).
Spreekwijze: Hy is gekielhaald (hy is door en door nat gemaakt).