z.n.m. - Pen of nagel, die in het boord van booten of andere lichte vaartuigen geslagen wordt, om de riemen by ’t roeien te bedwingen.
Zoo zingt Hooft op den duim van 't metalen beeldt des Hertogen van Alva.
Den duim, die rechte wederhandt,
Die eertijds, van gansch Nederlandt,
Zich kussen deed, terwijl hy 't schond, Heeft nu matroos in zijnen mond
Oft wringt hem, wil hy, in een hol,
En bruikt den dwinger voor een dol
Spreekwijze: Het zijn maar oude dollen: “maar lorren”: omdat versleten dollen weinig waard zijn; - tenzij men hier aan “oude poppen” [’t Eng. Doll] te denken hebben.