z.n.v.
1. Een zwaar touw, dienende om het terugloopen van een stuk geschut te voorkomen.
2. Zware takel, met een katrol aan het einde, en in het midden vastgehecht aan den achtersteven van een op de werf liggend schip, en dienende om dit by ’t van stapel loopen naar ’t water te doen glijden.
3. Zeildoeksche bekleeding tegen inwatering van buiten. Broeking van den mast, van het roer, enz.
4. Zeildoeksche zoom, die tegen den vlaggestok aankomt, om de vlag te versterken.