XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Waag op de Nieuwmarkt

betekenis & definitie

Waag op de Nieuwmarkt - Het vestingachtige gebouw dat uitsteekt boven het gewoel van de oude markt, was aanvankelijk een van de stadspoorten, de Sint Antoniespoort, die in 1488 verrees over het water van wat toen de "Nye Uterste Graft" van de stad was. Een steen in de achtkante toren zegt het in gotische letters: "MCCCCLXXXVIII Des XXVIII dach in april wart den eersten steen van dese poert gheleit". De zware ronde torens, nog met schietgaten, die de oorspronkelijke bestemming verraden en de stoere muren zijn echter al in geen eeuwen stadspoort meer. In 1614 was de poort binnen de stad gekomen; een stuk Kloveniersburgwal ervoor werd gedempt tot Sint Antoniesmarkt. Omdat de waag* op de Dam te klein was geworden, werd de oude Sint Antoniespoort verbouwd tot nieuwe waag met hoge muren, meer deuren en een overdekte voorhof.

Boven de deuren kwamen luifels, daaronder grote weegschalen, o.a. voor scheepsankers en geschut. De bovenverdieping kreeg een andere bestemming; hier werden enige gilden gehuisvest, nl. die van de smeden, de schilders, de metselaars en de chirurgijns. Ook de schutters kregen er een wachtlokaal, leder gilde had zijn eigen ingang. De smeden, beschermelingen van Sint Eloy, gingen de hoofdtoren aan de zuidkant binnen, zoals emblemen van het gilde nog altijd laten zien. De toegang tot de kamers van de metselaars, verenigd in één gilde met steenhouwers, leidekkers, lodenpompenmakers en loodgieters, was versierd met fraai beeldhouwwerk, zeer waarschijnlijk uit de werkplaats van Hendrick de Keyser*. Alle gereedschappen die in die dagen door een vakman-metselaar gebruikt werden, vinden we er terug, evenals het gereedschap van de andere vaklieden. Ook in het gebouw hebben de metselaars zichtbare sporen nagelaten.

De gezellen die meester wilden worden, moesten een proeve van vakbekwaamheid afleggen. Dat deden zij in de waag. De gildenkamer, waar zij bijeenkwamen, en het aangrenzende torenvertrekje tonen bijzondere staaltjes van metsel proeven. De schilders, die samen met glazenmakers en beeldhouwers een gilde vormden, hadden de evangelist Sint Lucas* als beschermheilige boven de poort die toegang gaf tot hun gildenkamer. De toegangspoort van de chirurgijns vermeldt nog altijd "Theatrum Anatomicum" en inderdaad zijn hier heel lang de voor ieder toegankelijke, openbare lessen in de ontleedkunde gehouden. Dat de anatomie hier tot 1869 gebleven is, is de redding van het gebouw geweest, want

het stond, samen met de Jan Roodenpoortstoren* en de Haringpakkerstoren*, in 1829 op de nominatie om gesloopt te worden. Dankzij de anatomie en misschien ook dankzij de attractie van de "geraamten der voornaamste door beulshanden ter dood gebrachte misdadigers", die er vertoond werden a raison van twee stuivers, is de waag gered. Voor de chirurgijns, die al in 1619 hier in hun gildenkamer de anatomische lessen gaven, was door het stadsbestuur in 1690 de grote koepelvormige ruimte, bekroond door de middentoren, gebouwd. In de grote gildenzaal daarnaast hebben o.a. de beroemde door Rembrandt* geschilderde "anatomische lessen" van dr. Tulp* en dr. Deyman* gehangen.

Het waaggebouw, dat tot 1819 als waag dienst heeft gedaan, kreeg in de loop van de 19de eeuw telkens andere bestemmingen. Begin 19de eeuw kreeg de Waag op de Nieuwmarkt er een nieuwe functie bij: aan de zuidoostkant werden dood- en lijfstraffen voltrokken. Tot 1803 vonden executies en martelingen op een schavot op de Dam plaats, maar vanwege werkzaamheden konden die daar geen doorgang meer vinden. Nadat Lodewijk Napoleon het stadhuis in 1808 tot paleis had laten verbouwen, kreeg de waag op de Nieuwmarkt de functie van executieplaats. Met de invoering van het Franse Wetboek van Strafrecht vond de doodstraf voortaan door onthoofding plaats. Op 15 juni 1812 kwam voor het waaggebouw de eerste guillotine in A. te staan. Hiermee werden voor een menigte nieuwsgierigen twee vrouwen en een man, die schuldig waren bevonden aan vergiftiging, ter dood gebracht. In datzelfde jaar verloor nog een man op deze wijze zijn hoofd, maar daarna werd de doodstraf uitsluitend door ophanging voltrokken. De lijfstraffen bestonden uit geseling, brandmerking en aan de schandpaal nagelen. Op 11 november 1849 stond het schavot voor het laatst voor de waag om iemand te pronk te stellen.

In 1854 werden de lijfstraffen afgeschaft. In de waag waren de stadsschermzaal en het kantoor van de choleracommissie en de werkplaats voor de stads-olieverlichting gevestigd; een zekere Van Herpen fabriceerde er meubelen. In 1874 is het gebouw brandweerkazerne geworden. Van 1892 tot 1914 is het Gemeentearchief* er gevestigd geweest. Daarna was er nog enige tijd het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen, totdat in 1926, dankzij een legaat van de dames M.C. en C. van Eeghen, hier het Amsterdams Historisch Museum* van de gemeente kon worden ingericht. Op 1 nov. 1926 ging het museum open, met als collectie de verzameling van de schutterij, de oudheden uit het Stedelijk Museum en een deel van de schilderijen die aan de bruiklenen aan het Rijksmuseum waren onttrokken. Ook de penningverzameling vond er een plaats, alsmede enige tientallen schilderijen uit het bezit van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap*. Toen in 1975 het Amsterdams Historisch Museum in de Kalverstraat werd geopend, werd veel uit het waaggebouw daarheen overgebracht.

Op 30 jan. 1975 werd in het waaggebouw het Geschiedkundig Medisch Pharmaceutisch Museum* geopend. Op de tweede verdieping was het Joods Historisch Museum* gevestigd, dat in 1987 een eigen museum kreeg. In 1983 werd ontdekt dat de buitenmuren van het waaggebouw door de eeuwen heen dusdanig, volgens sommigen door urine, waren aangetast, dat renovatie dringend nodig was. Tot een meter hoogte vanaf de grond en ongeveer een meter beneden de grond was de baksteen ernstig "verurineerd". Renovatie zou ruim anderhalf miljoen gulden kosten; daarvoor was echter geen geld beschikbaar. De restauratie van de waag, die uiteindelijk eind 1992 begon, werd in 1994 afgerond. De Maatschappij voor Oude en Nieuwe Media werd huurster van het gebouw. Op de begane grond kwam een groot café-restaurant.

LIT. T. Krielaart, Nieuw leven in het Theatrum Anatomicum, O.A. 1975, 40; id., Het historisch bezit van de stad Amsterdam, O.A. 1975, 260; Wilhelmina C. Pieterse, Van charterkast tot Gemeentearchief, O.A. 1979, 254; Centrum De Waag, een nieuwe bestemming voor het Waaggebouw, M.A. mei/juni 1987, 49; J.H.v.d.H.O., Verslag excursie naar De Waag, M.A. juli/aug. 1987, 89; Peter-Paul de Baar, Wat willen we met de Waag?, O.A. 1992, 218; Ernest Kurpershoek, De Waag op de Nieuwmarkt, 1994.