Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-12-2022

zwarte piet

betekenis & definitie

1) (W.O. II) zwarthandelaar. Vgl. zwartjan*.

• Het woord zwart ging men van lieverlede toepassen op alles, wat bovengronds ongeoorloofd was. Op de zwarte markten werd van de zwarte Pieten of zwarthandelaars zwart gekocht, er werd zwarte arbeid verricht, zwarte artsen (nog niet bevoegd of ondergedoken) verleenden medische hulp, hoogleraren gaven zwarte colleges, er werd zwart gedanst, zwart gedoopt (door ondergedoken predikanten of aan kinderen van ondergedokenen), zwarte huwelijken werden voltrokken bijv. door ontslagen burgemeesters, die officieel nog ambtenaar waren van de Burg. Stand, de zwarte pers werkte zonder toestemming, dus ook zonder censuur, zwart licht werd verkregen van clandestiene lampen of van electriciteit, die buiten de distributie of boven de rantsoenering werd afgenomen. Zwarte schoenen, zwarte aardappelen, enz. kreeg een dubbele betekenis, evenzo zwart zaad en zwarte kunst. Dienstboden ontvingen zwijggeld, wanneer ze geen ruchtbaarheid gaven aan de zwarte aankopen in het gezin. Winkels en bedrijven werden wel bij ernstige overtredingen tijdelijk of voorgoed uitgesloten. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 38. 1945)
• Het centrum van de O.W.-handel was op het Rembrandtsplein, maar ook de cafés aan het Damrak en Rokin mochten zich in een druk bezoek van zwartepieten en Duitse agenten verheugen. (Maurits Dekker: Amsterdam bij gaslicht. 1949)
• (G.L. van Lennep: Verklarend oorlogswoordenboek. 1988)

2) (1986) (sch.) het mannelijk lid.

• De dikke keukenmeid, die 't land heeft aan een bidder, zei laatst kortjan. Het wordt ook wel de lange poes genoemd. En pieleman, dat zegt men in een soos, of staartje, stompie, zwarte Piet. Een zwelneus is een naam, die ook wel past. (Gerrit Komrij: Verzonken boeken. 1986)

3) (19e eeuw) (stud.) jenever met stroop.

• In het begin van de 19de eeuw werd 'jenever met stroop' onder Leidse studenten 'zwarte piet' genoemd. (Ewoud Sanders: Borrelwoordenboek. 1997)

4) (2011) (gevangenis) zie citaat.

• In de loop der jaren heeft Perquin een woordenlijstje bijgehouden. Een van de opvallendste termen daarop is sinterklazen, de term waarmee gedetineerden bewaarders aanduiden die slecht ‘nee’ kunnen zeggen. “Het gaat vaak om bewaarders die na jaren van hetzelfde soort conflicten uitgeput raken en confrontaties uit de weg gaan om er maar vanaf te wezen. Het is een boeventerm; collega’s weten lang niet altijd wie als ‘sinterklaas’ te boek staat. Je kunt je voorstellen dat de meer strikte bewaarder ‘zwarte piet’ wordt genoemd.” Peinzend: “Je hebt er natuurlijk ook die alles volgens de regels doen en toch hufters zijn. Het is net als op iedere werkplek: die types zijn overal. Maar zo’n gevangenis werkt als een vergrootglas: het minste gebaar krijgt er lading, omdat de kleinste nalatigheid kan uitgroeien tot een ramp. Als je je werk goed wilt doen, is het heel intensief.” (Onze Taal, juli/ augustus 2011)
• Zwarte Piet Bewaarder die zich consequent aan de regels houdt. (www.advocatenblad.nl, 31/05/2014)