Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 06-04-2023

vol zitten

betekenis & definitie

1) (16e eeuw) (ook: vol zijn) (Vlaanderen, plat) zwanger. 'Ze zit zo vol als een ei'. Het WNT citeert o.a. M. Sasbout (Dictionaire Francoys-Flameng tres ample et copieux. 1579): Pleine, Eene die vol is, oft Eene die swaer gaet van kinde.

• Ze is (zit) vol (ALG.). Ze zit (ook al) vol, of ze heeft heur buiksken vol (ALG.). (A. De Cock: Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk. 1911)
• Vol zijn, b) zwanger gaan: (1791) Vol is de Oudheyd, vol zyn de Boeken, vol zyn de Gedenkschriften, agterlaetende, vol zyn myne twee Maerten. Print. Cron. 313. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• En dan, nondedju, dan komen ze u vertellen dat uw dochter vol zit. Voor haar zijt ge al zeven weken aan ’t staken, en zij… En van wie dan nog? Van die vuile, kruiperige bietel uit Mol. (Walter van den Broeck: Groenten uit Balen. 1972)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• Ondanks de voorbehoedsmiddelen, gebeurt het toch, dat het "koekenbak" is. Ze zit vol, ze zit zo vol als een ei. Ze heeft iets gegeten dat haar niet bekomen is. Ze is over stiel. Ze heeft te veel pap gegeten. Vaderkenszalf binnengedaan. Ze heeft een balonneke, een buikske, een ton, een tonneke. (Ze loopt met een tonneke.) Ze heeft een beestje in haar oor. Ze is aan 't sparen. Ze is "zo". Er is wat "aan", 't Is zovar, zenne. 't Is koekenbak. Ze heeft prijs ! 't Is naar d'uur. Ze gaat groot (Jack De Graef: Het Groot Woorden- en Liedjesboek over het Antwerps dialekt. Vierde aangevulde druk. 1981)
• (Edmond Cocquyt: Nieuw Gents Idioticon. 1995)
• (Jack de Graef: Het Antwerps dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999. 11e druk)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2) (1996) (wielr.) met doping rijden.

• De Belgen hebben later wel het gerucht verspreid dat ik vol zou hebben gezeten. Al zou ik hebben gebruikt: ook met doping wordt een ezel geen renpaard. (Manu Adriaens: De Muur van Geraardsbergen. De helden van het peloton. 1996)
• Let op, ik haalde wel meer sterke stoten uit in mijn carrière, in dat wereldkampioenschap in Heerlen bijvoorbeeld, in 1967, toen Merckx won, heel alleen dichtte ik toen een kloof van drie minuten, maar in de spurt kwam ik een half wiel tekort. En toen ook meteen naar de dopingcontrole. Je hoeft niet altijd vol te zitten om goeie wedstrijden te rijden. (Sys Jacques: De wielergoden van de lage landen. 1997, Jan Janssen)
• Ik heb altijd vol gezeten, maar jullie zijn al ouwe kerels van vijftig en ik ben 82 en ik loop hier nog steeds rond. (De Muur, nummer 11, oktober 2005)