Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 28-07-2023

verrekkeling

betekenis & definitie

(19e eeuw) (scheldw.) gemeen persoon; ellendeling; rotzak*.

• verrekkelîng; scheldwoord; iemand wien men toewenscht dat hij (of zij) verrekt. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• As die gattes, die verrekkeling van 'n Davy uit de zocieteit komp verzuip 'k 'm, (Herman Heyermans: Diamantstad. 1903)
• 'Heur doàr ies!' begon nu Moeder Vader te verdedigen, 'heur doàr ies 'n kwoajonge tegen zien Vader, verrekkeling! (Sam. Goudsmit: Zoekenden. 1908)
• Verrekkeling = n „verrekte” keerl. Doe verrekkelingze strontaap ! (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Toen ik er niets van zeide en alleen mijn wenkbrauwen optrok, riep ze 'Pestkop, verrekkeling, stik jij maar!' (Aegidius W. Timmerman: Tim's herinneringen. 1938)
• Maar je moest 'm kennen, de doerak! Hier -nou kon ik met m'n eigen ogen zien, wat voor een rauwe verrekkeling het was! (Piet Bakker: Ciske de rat. 1941)
• Waarom moest ik in godsnaam, in godsnaam toch met mijn jongen naar die kolére doodkist! Of sta je in de schuld bij die verrekkeling! (Joop Waasdorp: Welkom in zee! 1970)
• ‘Nou, verrekkeling,’ ziedde Santje in haar eentje, ‘omdat jij niet zo'n snèrtvader hebt gehad, die hun levensbegin verknoeide!’ (Olaf J. De Landell: De porseleinen spiegel. 1976)
• (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Stelletje verrekkelingen, jullie moeten altijd mij hebben. (A.F. Th. Van der Heijden: Weerborstels. 1992)
• Hij praatte met vader over de oogst van afgelopen jaar en over de verrekkelingen in Den Haag, ze waren het zo eens dat vader helemaal vergeten bleek te zijn dat hij het jachtrecht op wou zeggen. (Marga Kool: Een kleine wereld. Terug naar het dorp van mijn ouders. 2006)
• Verrekkeling: Iemand die nooit mee wil werken heet in Kempenland een verrekkeling. TvK 348. Verrekkeling: Hij die van de kant van de spreker “verrekken” (= naar de maan lopen) kan. DB 694/730. Verrekkeling: Verrèkkelieng: Ellendeling. HD 139. Verrèkkeling: Een scheldwoord dat schitterend gecombineerd kan worden met ‘rèèn smèrrig’. (Nogal eens in gebruik in de huiselijke kring van ouders naar kinderen die zich niet al te soepeltjes naar hun wensen schikken. Eventueel ook tussen broers en zussen onderling. Het heeft meer gevoelswaarde dan betekenis en het ‘bekt’ natuurlijk lekker!) Remy Albers, Oss. OOG 286 (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)
• Klöters, je bent een klerelijer en een gierige verrekkeling, maar we moeten toch nog eens praten. (Jacques Klöters: Voorwaarts leven, achterwaarts begrijpen. Mijn journaal. 2016)
• Gij ook, Bart, verrekkeling! (Elly Biesters : Ongemakkelijke mensen. 2017)