Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-07-2021

vat

betekenis & definitie

(13e eeuw) baarmoeder; moederlijf; (17e eeuw) (plat) vrouwelijk geslachtsdeel. Eigenlijk: voorwerp dat iets kan bevatten. Vgl. doos*. Het WNT citeert Vondel: “Zal een niet, Een ydeler dan niet, vol zwackheên en elenden, Zich zelven dus verwaent aen zulck een lichaem schenden, Dat uit het zuivre vat der maeght … Te voorschijn quam, als eer het manne uit lucht en wolcken?”

• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)