Synoniemen zoeken
Synoniem van vat
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
vat
vat - groot voorwerp met een rond of ovaal grondvlak, dat bestemd is om stoffen in te bewaren. Een teil is van metaal of plastic, heeft een ovaal grondvlak en wordt naar boven toe wijder; wassen doet (deed) men in een wasteil. Ook de kuip, een groot en open vat, wordt naar boven toe wijder; deze heet een tobbe als hij twee handvatten heeft; in een wastobbe of waskuip wordt gewassen. Een ton heeft in het midden een uitstulping; het is een rond, van hout gemaakt vat voor bier, haring en dergelijke. Menselijke uitwerpselen worden, bijvoorbeeld in een gevangenis, verzameld in een kiepelton; boter scheidt men uit melk of room af in een karn. Fusten zijn van hout; men bewaart er wijn, brandewijn of boter in. Vuilnis komt terecht in een vuilnisvat, vuilnisbak of vuilnisemmer. Formele synoniemen hiervoor zijn asbak en emmer. Voor olieprodukten is de drum bedoeld, een cilindervormig metalen vat. Een recipiënt neemt gedistilleerde of aangezogen (vloei)stoffen op.
Zie: bak; ketel; kruik.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Vat
Geen begrip is misschien ruimer dan het begrip vat, dat de ongelijkslachtigste dingen binnen zijne grenzen heeft toegelaten, onder deze ééne voorwaarde, dat zij iets inhouden kunnen. De vaten (borden, schotels, enz.) wasschen. Een wijnvat, reukvat, wierookvat, koelvat, zout-vat, botervat, melkvat, de bloedvaten, enz. Figuurlijk: Vrouwen zijn zwakke vaten; uitverkoren vaten d. w. z. geliefde personen, of menschen tot groote doeleinden bestemd. Een gekuipt houten vat van duizend kilogram inhouds¬maat droeg den naam van ton. Thans wordt het in dezen zin nog als scheepsterm gebruikt. Sommige vaten in de huishouding in gebruik noemt men meestal tonnen z. a. de zuurkooltmnen. Be pekelton. Soms worden ton en vat voor elkander gebruikt; men kan b.v. spreken van eene bierton en van een biervat, maar niet van een wijnton, evenmin van een ton bier.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
vat
vat - zelfstandig naamwoord
1. ronde diepe bak waar je dingen in kunt bewaren
♢ deze zuurkool komt uit het vat
1. wat in het vat zit, verzuurt niet
[het is niet erg als het wordt uitgesteld]
2. uit een ander vaatje tappen
[iemand ineens anders gaan behandelen of toespreken]
3. een vaatje buskruit
[een driftkop]
4. holle vaten klinken het hardst
[de domsten hebben de grootste mond]
5. niet weten hoe je het in het vat moet gieten
[hoe je het moet aanpakken, zeggen]
6. een vat vol tegenstrijdigheden
[een mens met tegengestelde neigingen]
2. ding waar je iets in kunt doen
♢ geef je het zoutvaatje even door?
Algemene uitdrukkingen:
1. ik heb er geen vat op
[geen greep op, ik begrijp het niet]
Zelfstandig naamwoord: vat
het vat
de vaten
het vaatje