(1937) (Barg.) aanduiding voor 111, het getal honderdelf (eigenlijk: de Drie-eenheid).
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Vader, Zoon en Heilige Geest. Drie gezellen v. Rozendaal. Een koterig niesse tussen twee barre sirools. Alle variaties op het thema: een drietal figuren naast elkaar (zie 11). Merkwaardig is vooral ‘De drie gezellen van Rozendaal’. Dit is nl. de titel van een oud middeleeuws lied (Zie Fl. v. Duyse, Oude Ned. Lied I, 80). Hij geeft als jongste lezing er een op van 1716; volgens een mededeling van den heer D. Bax kan men het lied de hele 18d eeuw door in liedboekjes aantreffen. Of het lied thans nog leeft weet ik niet; de mensen die de uitdrukking kenden (ook buiten het veembedrijf blijkt ze verstaan te worden in de betekenis ‘drie opvallende figuren naast elkaar’; kijk die daar eens, 't lijken wel de drie gezellen van R.) wisten van het bestaan van een lied in ieder geval niets meer. Blijkbaar is dus de titel van het lied als een laatste spoor, als een onbegrepen klank blijven hangen. De laatste uitdrukking, onvervalst bargoens, betekent: een klein stumperig meisje tussen twee barre(?) kerels. (De taal der Amsterdamse veemarbeiders. In: De Nieuwe Taalgids 32. 1938)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)